Onderwerpen
Er wordt nogal wat gevergd van een dirigent. Je moet een goede dirigeertechniek hebben, vlot kunnen repeteren, een uitstekend gehoor hebben en je repertoire kennen. Je moet mooi kunnen zingen, op de piano kunnen begeleiden en prachtige programma’s maken. Daarnaast moet je kunnen inspireren en motiveren, met een groep overweg kunnen en leiding kunnen geven aan een combo of band. En als het meezit, kun je dan ook nog arrangeren, weet je subsidies aan te boren en zie je er op het podium charismatisch uit.
In een opleiding voor koordirigent moet er dus een scala aan theoretisch en praktische onderwerpen aan bod komen. De DLV is daarom opgedeeld in zeven blokken waarin theoretische deelgebieden van het dirigeren centraal staan en is er aandacht voor drie basisvaardigheden. De student wordt gestimuleerd zich zo breed mogelijk te ontwikkelen en ook na de opleiding door te blijven leren.
Theorie
De zeven theoretische onderwerpen in de opleiding zijn als volgt:
Blok 1 | Slagtechniek |
Blok 2 | Geschiedenis en stijlen |
Blok 3 | Repetitietechniek |
Blok 4 | Zangmethodiek en koorvorming |
Blok 5 | Programmeren en plannen |
Blok 6 | Arrangeren |
Blok 7 | De sociale kant |
Er is een overzicht met de onderwerpen per bijeenkomst en een gedetailleerd overzicht waarin de deelonderwerpen staan en de literatuur die bij die onderwerpen hoort.
Basisvaardigheden
In elke les train je drie basisvaardigheden:
- Gehoortraining. Hierin ga je onder andere intervallen en akkoorden benoemen, en melodische dictees noteren.
- Slagtechniek. Je doet oefeningen om de slagfiguren je eigen te maken en de onafhankelijkheid van de handen te vergroten.
- Partituurspel. Je leert arrangementen spelen die genoteerd staan in vier of meer balken.
Practicum
Aan het eind van elke bijeenkomst is er een practicum. De deelnemers vormen daarvoor samen een koor en om beurten geven de studenten daar leiding aan.